Het open landschap van de Schermer als geheel en de aanwezigheid van weidevogelhabitat en NNN-gebieden in de omgeving (o.a. Eilandspolder, Hempolder, Klaas Hoorn- en Kijfpolder en Limmerpolder) bepalen mede de kwaliteit van het habitat voor weidevogels in dit gebied.
Het ideale habitat voor weidevogels heeft een combinatie van de volgende ruimtelijke sleutelfactoren: omvangrijke aaneengesloten gebieden gekenmerkt door openheid, het ontbreken van verstoring (door opgaande elementen, zoals bebouwing, beplanting en masten en door infrastructuur en activiteiten die geluid en onrust veroorzaken), de aanwezigheid van micro- reliëf, graslandareaal en een relatief hoog waterpeil. De aanwezigheid van deze combinatie van factoren in dit gebied is onvervangbaar.
Kwetsbare weidevogelsoorten keren bij verstoring doorgaans niet terug.
Ruimtelijke ontwikkelingen die het habitat voor de weidevogels verkleinen zijn in beginsel een aantasting. Verstoring of het toevoegen van opgaande elementen die leiden tot een verkleining van het habitat, of ruimtelijke ont- wikkelingen die een verslechtering van sleutelfactoren tot gevolg hebben zijn eveneens een aantasting van deze kernkwaliteit.
Ruimtelijke ontwikkelingen die niet leiden tot extra verstoring van het habi- tat en waarbij de verstoring valt binnen de verstoringszone van bestaande elementen zoals bijvoorbeeld gebouwen en wegen, verkleinen het habitat niet. Ze worden daarom niet als aantasting van de kernkwaliteit beschouwd.
De lange en rechte Noorder- en Zuidervaart zijn beeldbepalend in de Scher- mer. De Schermer heeft als enige van de 17e eeuwse droogmakerijen deze zogenaamde ‘binnenboezem’. De waterlopen met de karakteristieke beplan- ting (langs grote delen staan hoge populieren) en vele stolpen aan weers- zijden zijn bijzondere en herkenbare assen.
De dragers Noorder- en Zuidervaart, met de karakteristieke beplanting
en stolpen aan weerzijden, zijn van zeer hoge cultuurhistorische waarde.
Ruimtelijke ontwikkelingen die de continue lijn of het profiel van de vaarten
wijzigen zijn een aantasting van de kernkwaliteit.
De ringdijk- en vaart markeren samen de randen van de droogmakerij.
De ringvaart had en heeft nog steeds een dubbele functie: afwatering en
scheepvaart. De noordelijke ringvaart was onderdeel van de 17e eeuwse
trekvaart tussen Alkmaar en Hoorn, die op zijn beurt deel uitmaakte van een
uitgebreid trekvaartenstelsel waar steden als Haarlem en Edam ook mee
verbonden waren. Aan de zuid- en westzijde ontstond het Noordhollandsch
Kanaal/ Kanaal Alkmaar-Kolhorn.
De slingerende ringdijk rond de Schermer, gelegen tussen de ringvaart, het kanaal en het lager gelegen land, is onbeplant en is een heldere, autonome en beeldbepalende lijn in het landschap.
De Schermerringvaart maakt aan de noordzijde, noordoostzijde en zuidzijde van de Schermer onderdeel uit van een NNN-natuurverbinding. Deze verbin- ding bestaat uit de ringvaart zelf en uit de aangrenzende oeverlanden. De verbinding is een migratieroute tussen water- en moerasrijke natuurgebieden rond Alkmaar en Heerhugowaard. Het ecologisch streefbeeld bestaat uit water- en moerasverbindingen met bloemrijke (riet)ruigtes, boezemrietland en nat (schraal)grasland en geen of beperkt opgaande beplanting. De ecologische functie en bijbehorend streefbeeld passen naadloos bij het kenmerkende landschapsbeeld van de ringvaart met oeverlanden.
De dijk is met name aan de noord- en oostzijde een beeldbepalende lijn in het landschap en is onlosmakelijk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van de droogmakerij. Het element is van zeer hoge cultuurhistorische waarde. Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij bijvoorbeeld het dijkprofiel wordt vergraven zijn een aantasting van de kernkwaliteit. Dijkverbeteringen zijn mogelijk mits zij de continue lijn en het herkenbare dijkprofiel niet aantasten.
Bebouwingslinten komen in de Schermer slechts voor langs de hoofdassen, de lengtewegen (Lange Molenweg en Laanweg) en aan de voet van de ringdijk. De wegen dwars op de hoofdassen zijn vrij van bebouwing. De linten bestaan uit één rechte rij van losse groene erven in een onregelmatig ritme aan beide kanten langs de weg en vaart. Tussen deze erven zijn open ruimtes met doorzichten de droogmakerij in. Kenmerkend voor de Schermer zijn de ‘watercarrés’ rond de erven. Dit is een sloot rondom het erf waarbinnen een (dubbele) bomenrij staat met een (stolp)boerderij.
De linten en de architectuur van de bebouwing en erfopbouw zijn
kenmerkend voor de 17e eeuw. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk
mits er voldoende doorzichten in het lint blijven bestaan en zij zorgvuldig
worden ingepast in de karakteristiek van het lint. Ruimtelijke ontwikkelingen
die bestaande doorzichten volledig blokkeren zijn een aantasting van de
kernkwaliteit. Tweedelijnsbebouwing in de linten is ook een aantasting
van de kernkwaliteit. Er is sprake van tweedelijns bebouwing als een nieuw
gebouw niet ondergeschikt is aan het bestaande hoofdgebouw in het lint, als
de ontsluiting van bebouwing parallel aan het lint gelegd wordt of wanneer
bebouwing langs een nieuwe dwarsweg wordt ontwikkeld en ‘hofjes’ worden
gecreëerd.
De waarde van de watercarrés ligt in het samenspel van de sloot, de bomen, het erf en de boerderij. Deze watercarrés zijn vervangbaar mits ze in dezelfde vorm worden hersteld.
Stolpen zijn kenmerkend voor het Noord-Hollandse platteland en geven uiting aan de Noord-Hollandse agrarische geschiedenis. De stolp was het karakteristieke bouwtype voor boerderijen vanaf halverwege de 16e eeuw en is toegepast tot ca. 1950. Veel stolpen zijn rijksmonument of provinciaal monument.
Op plekken waar meer dan zes stolpboerderijen bij elkaar in de buurt staan, vormen deze door hun ruimtelijke samenhang een zogenaamde ‘stolpen- structuur’. De samenhang bestaat uit de visuele relatie tussen de stolpen onderling en tussen de stolp, het erf en het landschap eromheen.
In de bebouwingslinten (o.a. langs de Noordervaart, Zuidervaart en Lange Molenweg) en langs de randen van de Schermer liggen stolpenstructuren.
Stolpenstructuren zijn kenmerkend en uniek voor Noord-Holland. Verstoringen van de onderlinge visuele samenhang binnen de stolpenstructuur en de relatie met het erf en het landschap zijn een aantasting van de kernkwaliteit. Vervanging van een stolp door een nieuwe ‘stolp’ op dezelfde locatie, in dezelfde hoofdvorm en met hetzelfde volume wordt niet als aantasting beschouwd.
Bron: Provincie Noord-Holland